Drachtbomen kunnen in een bespreking van de natuurwaarde van bomen natuurlijk niet ontbreken. De materie rond bevruchting van planten en biologie van o.a. bijen is echter dermate complex dat het voor ons onmogelijk is om er hier te uitgebreid op in te gaan. Het volgende overzicht is dan ook sterk beknopt maar geeft hopelijk voldoende informatie en trefwoorden om uw kennis met andere middelen verder uit te breiden.
Stuifmeel
Honingbijen en andere insekten eten -, en verzamelen stuifmeel en nectar. Speciale ‘speurbijen’ localiseren eerst de voorraden stuifmeel en nectar en geven de locatie dan via de ‘bijendans’ aan het volk door. Het stuifmeel (pollen) van bloemplanten wordt aangemaakt in doorgaans twee helmhokjes (de helmknop) die zich aan het einde van de meeldraad bevinden. Het stuifmeel moet, om bevruchting te laten plaatsvinden, op de stamper, die zich soms in dezelfde bloem bevindt, worden gebracht. Dat kan door de wind gebeuren (windbestuiving) maar in een groot aantal gevallen vindt het transport door insekten plaats die op hun zoektocht naar voedsel de stuifmeelkorrels over de (verschillende) bloem(en) verspreiden. Zelfbestuiving is hierbij meestal ongewenst en planten hebben vaak speciale mechanismen om zelfbestuiving te voorkomen. Hoe meer stuifmeel er op de stampers wordt overgebracht, hoe beter de vruchtzetting zal zijn. Het stuifmeel van planten wordt o.a. door bijen als bron van o.m. eiwitten gegeten maar is voor hen vooral belangrijk als voedsel voor bijenlarven en bijen neigen bij de selectie van stuifmeel naar specialisatie. Pollen-deskundigen verdelen stuifmeelkorrels in een reeks klassen waarvan er hieronder een klein aantal voorbeelden getoond worden.
Nectar
De nectar wordt geproduceerd door z.g. nectarklieren (het nectarium) die binnen -, of buiten (extrafloraal) de bloem kunnen liggen of geheel afwezig kunnen zijn. De productie van nectar in de bloem dient alleen om bestuivers aan te trekken en speelt verder bij de bevruchting geen rol. Extraflorale nectariën, op b.v. bladeren, hebben een functie in de afweer doordat ze roofinsekten als mieren aantrekken die dan weer plaaginsekten als luizen kunnen bestrijden.
Mannetjes-, en vrouwtjesbijen zijn bij het verzamelen van nectar minder kieskeurig dan bij de selectie van stuifmeel en drinken de nectar van willekeuriger planten als voeding. De nectar wordt in de z.g. honingmaag opgeslagen en later verdeeld onder het volk. Op veel bloemen is een ‘honingmerk’ aanwezig bestaande uit een lijn-, of kleurpatroon dat insekten in de richting van de nectar zou leiden. Deze honingmerken zijn soms onzichtbaar voor het menselijk oog en leiden niet allemaal per definitie naar nectar.Natuurwaarde van drachtbomen
Planten die zeer grote hoeveelheden nectar en/of stuifmeel produceren en belangrijk zijn als voedselbron voor bijen worden drachtplanten -, en, als het bomen zijn, drachtbomen genoemd. Drachtbomen vertegenwoordigen een bijzondere natuurwaarde als voedselbron voor bijen en andere insekten welke op hun beurt weer zorg dragen voor de bestuiving van een groot aantal planten. Via het planten van drachtbomen ondersteunt u dus de natuur, de bijen, de planten, de imkers, de boeren en tuinders, de fijnpoevers en de economie. Om een maximaal effect ten behoeve van de voedselvoorziening van o.a. bijen te sorteren plaatst men verschillende soorten bomen, struiken en andere drachtplanten met aansluitende bloeiperioden. Bijen verzamelen zich tijdens de koude periode om warmte te conserveren in een z.g. tros maar als de temperatuur boven 9°C. stijgt komen individuen en masse los van de tros en vliegen uit voor wat de reinigingsvlucht wordt genoemd. Het is nooit precies te voorspellen hoe vroeg in het jaar dit gebeurt maar vanaf dat moment is het belangrijk dat er voldoende voedsel voorhanden is.
Inheemse -, en ingeburgerde drachtbomen.
Tot de inheemse -, ofwel hier ingeburgerde -, en verwilderde drachtbomen behoren o.m. de inheemse Schietwilg (Salix alba) en een groot aantal andere wilgensoorten waarvan de meeste april/mei bloeien maar enkele al in maart met de bloei beginnen. Ook de door de Romeinen voor de vruchten geïntroduceerde Tamme kastanje (Castanea sativa), de sinds de middeleeuwen als drachtboom aangeplante Linde (Tilia sp.) en de hier in Nederland in de vroege 17de eeuw uit noord-Amerika ingevoerde Robinia pseudoacacia zijn, in meer -, of mindere mate, belangrijk voor de bijenteelt en de voedselvoorziening van insekten in het algemeen. Veel esdoorns, waaronder de inheemse Veldesdoorn (Acer campestre) (mei/juni), de Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus)- en de Noor(d)se esdoorn (Acer platanoïdes) (allebei april/mei) zijn voor bijenvolken, dankzij de zeer grote nectar-, en stuifmeelproduktie, tevens aantrekkelijke bomen om op te foerageren.
Niet inheemse drachtbomen.
Een andere drachtboom die hier niet inheems is maar vaak in b.v. gemeentelijke beplantingen is aangeplant is de Hemelboom (Ailanthus altissima) die in juni en juli bloeit. Tetradium daniellii draagt de naam Bijenboom en bloeit van augustus tot in september en de dracht is zeer rijk aan stuifmeel en nectar. Deze in Nederland relatief nieuwe drachtboom trekt veel bijen aan en wordt steeds vaker aangeplant. Andere niet inheemse drachtbomen die bij veel imkers in de smaak vallen zijn de Fluweelboom (Rhus typhina) en de Lederboom (Ptelea trifoliata).
Dubieuze drachtbomen.
Soorten van het geslacht Aesculus (Paardenkastanjes) kunnen, hoewel ze rijk zijn aan nectar en stuifmeel, vanwege de hoge saponine-gehaltes mischien beter worden vermeden. Ook een aantal lindesoorten staan onder de verdenking giftig te zijn voor bijen. De Honingboom (Sophora japonica) is ook giftig net als de nectar van de Pontische rododendron. Voor meer hierover zie de pagina: “Voor bijen giftige bomen“.
Drachtrijke Fruitbomen
Met fruitbomen doet u niet alleen insekten een plezier maar u heeft er zelf ook nog wat aan. Een groot aantal bomen en struiken die tot de rozenfamilie behoren scoren hoog waar het de produktie van stuifmeel en nectar aangaat en hieronder bevinden zich veel populaire fruitsoorten. Veel Kersen (Prunus soorten) zijn belangrijke drachtbomen. Hierbij horen ook de inheemse Prunus Avium (Zoete kers) (april), de ingeburgerde Zure kers of Morel (Prunus cerasus) (april), de Pruim (Prunus domestica) (april/mei) en de hier nu steeds vaker geplante Perzik-varieteiten (Prunus persica) (februari/maart) die meestal al zeer vroeg in het jaar in bloei staan. De Gewone peer (Pyrus communis) en haar cultivars zijn ook inheemse vroege topleveranciers (april) van stuifmeel en nectar en uitstekende drachtbomen voor bijen. De Appel (Malus sp.) doet het in dit opzicht wat minder maar is met een bovengemiddelde nectar-, en stuifmeelproduktie van april tot mei ook nuttig als drachtboom.
Drachtstruiken
Struiken kunnen behalve fruit ook een welkome dracht leveren voor bijen. Ook hier zijn struiken uit de rozenfamilie ruim vertegenwoordigd. De Rimpelroos (Rosa rugosa) met zijn zeer lange bloeiperiode en rijke dracht is een uitstekende keuze maar ook de Gewone braam (Rubus fruticosus) en de Framboos (Rubus idaeus) leveren behalve lekkere -, en voedzame vruchten een overmaat aan nectar en stuifmeel aan bijen en andere insekten.Ook noemen we hier nog de Vuurdoorn (Pyracantha coccinea) die in mei en juni bloeit en dan zeer veel stuifmeel en nectar bevat.
Andere inheemse fruitstruiken met een zeer hoge pollen -, en – nectar produktie en een smakelijke vrucht zijn bijvoorbeeld vrij vroeg in het voorjaar: de Aalbes (Ribes rubrum), de Zwarte bes (Ribes nigra), en de Rode ribes (Ribes sanguineum). Ook de Mahonia (Berberis aquifolium) produceert net als de verwante Zuurbes (Berberis vulgaris), zeer grote hoeveelheden stuifmeel en nectar, bloeit zeer vroeg in het jaar(maart/april) en verschaft dan aan bijen, hommels en andere insekten het dan meestal nog schaarse voedsel. De Zuurbes bloeit later (mei/juni). Ook de bloesem van het Palmboompje (Buxus sempervirens) voorziet bijen in het vroege voorjaar (maart/april) rijkelijk van voedsel. Veel planten uit de Heidefamilie (Ericaceae) zijn belangrijk voor -, en populair onder bijen. De Blauwe bes (Vaccinium corymbosum) bloeit van mei tot juli met zeer veel nectar en stuifmeel. Dit geldt ook voor de verwante Blauwe bosbes ( Vaccinium myrtillus) die van mei tot juni bloeit. Aan het eind van de zomer (juli/september) bloeit de Struikheide (Calluna vulgaris), een dwergstruik met een groot aanbod aan stuifmeel en nectar. Heidesoorten van het geslacht Erica bloeien afzonderlijk van zeer vroeg in het jaar (januari) tot zeer laat in het jaar (september) met een rijk nectar- en stuifmeelaanbod. Ook inheemse struiken van het geslacht Rhamnus (Wegedoorn (Rhamnus cathartica) (mei/juni) en Vuilboom (Rhamnus frangula) (mei/september)) zijn bijzonder nuttig als (late) drachtstruiken in de maanden dat het aanbod aan voedsel afneemt.Drachtklimplanten
Een in Nederland voor bijen en andere insekten belangrijke klimplant is de Klimop (Hedera helix) die laat in het jaar bloeit en overvloedig stuifmeel en nectar produceert. Het kan erg lang duren voordat een Klimop bloeiende twijgen gaat produceren maar er is ook een struikvorm in de handel die al vrijwel meteen bloemen genereert.
Een andere populaire klimplant, de Blauwe passiebloem (Passiflora caerulea), bloeit van juni tot oktober met zeer imposante bloemen en levert dan een ruime hoeveelheid stuifmeel en nectar aan foeragerende insekten. De struik geeft bovendien nog een lekkere vrucht.