De Beukengalmug veroorzaakt ongeveer 1 cm. lange -, een beetje op beukenootjes lijkende gallen op de bladeren van beuken. In iedere gal groeit een larve.
De Beukengalmug is een algemeen voorkomende galmug die eitjes legt in de knoppen van beukenbomen. Uit ieder eitje komt een miniscule larve die aan de nerf van het jonge blad zuigt waardoor de boom de voor de soort typische gallen ontstaan die dan als behuizing voor de larve dienst doen. De kleur van de gallen is eerst groen, dan geel en tot slot rood. Beukengalmuggen brengen de beuken geen schade toe en bestrijding is niet nodig.
Bijenvolken vormen een zeer belangrijke schakel in de voedselketen en vertegenwoordigen voor mensen ook een zeker economisch belang. Bijen staan heden ten dage ook onder druk terwijl men de oorzaak daarvan nog niet overtuigend heeft weten te duiden. Welke invloed hebben bomen op de bijenpopulatie en welke bomen zijn goed voor bijen en welke bomen niet? We bespreken hier enkele boomsoorten die algemeen worden aangeplant maar die onder verdenking staan om giftig te zijn voor bijen. Dit niettegenstaande het feit dat ze in veel publicaties als drachtbomen worden aanbevolen. Waar het houtige gewassen aangaat gaat het in Nederland in hoofdzaak om de volgende bomen en struiken:
Paardenkastanje (Aesculus sp.)
De Paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) is aan het begin van de 17de eeuw in Nederland ingevoerd en wordt tot op de dag van vandaag massaal aangeplant. In het stuifmeel en de nectar van de bloemen van de Paardenkastanje zitten voor bijen giftige hoeveelheden saponinen. Saponinen zijn tot de glycosyden behorende plantenstoffen die zeepstoffen worden genoemd vanwege hun zeepachtige eigenschappen. Er wordt algemeen vanuit gegaan dat deze saponinen een rol spelen in het immuunsysteem van planten. Saponinen veroorzaken bij jonge bijen verschijnselen die lijken op die van de mei-ziekte maar waar bij de mei-ziekte de darminhoud vast en droog is is deze bij saponinevergiftiging vloeibaar.
Linde (Tiliasp.)
Lindes zijn de meest voorkomende stedelijke bomen in Europa en Noord-Amerika. Ze worden vanaf de middeleeuwen aangeplant om de bijenstand te ondersteunen. Toch zijn er al vanaf de zestiende eeuw vermoedens gepubliceerd dat lindebomen schadelijk zijn voor bijen.Er zijn momenteel twee theorieën in omloop die de sterfte van bijen en hommels onder lindebomen moeten verklaren. De eerste theorie die al sedert decennia gangbaar is, is dat het stuifmeel en de nectar van de bloemen van soorten van het geslacht Tilia het suiker mannose ,of D-mannose, ( C6H12O6) bevatten. Bijen en hommels beschikken niet over het enzym mannose-fosfaat-isomerase en kunnen de stof mannose-6-fosfaat niet af breken tot fructose-6-fosfaat. Daardoor hoopt mannose-6-fosfaat zich op hetgeen tot vergiftiging leidt die verlamming bij bijen en hommels veroorzaakt.
De tweede theorie is tegen het einde van de vorige eeuw ontwikkeld en ontkent de validiteit van de bewijzen voor theorie 1. Deze theorie bestrijdt dat (D-)mannose kan worden aangetoond in nectar of dode bijen. Theorie 2 zegt in essentie dat de oorzaak waarschijnlijk ergens anders moet liggen.
Onderstaande foto’s zijn gemaakt onder een Zilverlinde (Tilia tomentosa) in juli, 2011. De uit zuid-oostelijk Europa afkomstige Zilverlinde wordt het meest in verband gebracht met bijensterfte gevolgd door de Krimlinde (Tilia x. europeae).
Sophora sp.
In de nectar van de Honingboom bevinden zich voor bijen giftige alkaloïden. Alkaloïden zijn stikstof bevattende plantenstoffen die een fysiologische werking op dieren uitoefenen. Vaak zijn het vergiften. Het voorkomen van alkaloïden is een kenmerk van bomen uit het geslacht Sophora zodat ook bij andere soorten uit dit geslacht giftigheid voor bijen verwacht mag worden of al aangetoond is. Overigens is Sophora japonica inmiddels in het geslacht Styphnolobium geplaatst als Styphnolobium japonicum.
Rhododendron sp.
In nectar en stuifmeel van de Pontische Rododendron komen voor bijen giftige stoffen voor. Voor bijen giftige Grayanotoxinen zijn gevonden in de nectar van Rododendrons. De honing van bijen die alleen hebben gefoerageerd op Rhododendron ponticum is giftig voor mensen en wordt ‘Gekke honing’ (Mad honey) genoemd.
Zoals u heeft kunnen zien is onze informatie summier, op punten triviaal en vaak chemotechnisch ingewikkeld. Maar ondanks deze tekortkomingen mogen deze feiten niet onbesproken blijven vinden we en mocht er nieuwe -, en/of aanvullende informatie m.b.t. dit onderwerp beschikbaar komen dan zullen wij die hier publiceren.
De Zwarte kersenluis veroorzaakt vaak ernstige zuigschade aan Zoete kers (Prunus avium) en Zure kers of Morel (Prunus cerasus). De honingdauw die de luizen afscheiden vervuilt ook vaak de vruchten die erdoor ook aan elkaar kunnen gaan plakken. De luizen kunnen ook op de stelen van het fruit worden gevonden. De grootste schade wordt echter vooral veroorzaakt aan de uiteinden van de jonge loten waarvan de bladeren bij de Zoete kers omkrullen. Bij de Morel krullen de bladeren niet om.
De eerste generatie Zwarte kersenluizen ontstaat met het ontluiken van de bladeren uit eieren die het vorige jaar aan de basis van de knoppen zijn gelegd. Zij bestaat uit z.g. stammoeders die eerst ongevleugelde generaties luizen voortbrengen waarna er in juni gevleugelde generaties geboren worden. Deze vliegen uit naar kruiden in de omtrek waarop opnieuw ongevleugelde luizen ontstaan. Dit proces resulteert uiteindelijk ook weer in een gevleugelde generatie die in september op zoek gaat naar kersenbomen om te paren en de eitjes in te leggen.
De gal van de behaarde besgalwesp (besgal) aan de onderzijde van een eikenblad.
De gallen van de Behaarde besgalwesp kunnen worden gevonden op eiken zolang de bomen in blad staan. De gallen onderop de bladeren zijn 2 to 4 mm. in doorsnee en geelgroen van kleur. Doordat ze bezet zijn met kleine roze en witte haartjes doen ze roodachtig aan. Aan de bovenzijde van het blad is de gal waarneembaar als een blaarvormige heldergele stip.
De Behaarde besgalwesp is zeldzaam in Nederland en komt voor op de Zomereik (Quercus robur), de Wintereik (Q. petraea), de Moeraseik(Q. frainetto) en de Donzige eik(Q. pubescens).
Neuroterus quercusbaccarum
De Gewone lensgalwesp tast voornamelijk de Zomereik (Quercus robur) en de Wintereik (Quercus petraea) aan.
Lensgalwespen kennen twee generaties. Een geslachtelijke voorjaarsgeneratie en een ongeslachtelijke zomergeneratie.
Een aantasting door de Gewone lensgalwesp vormt geen ernstige bedreiging maar kan wel invloed hebben op de totale vitaliteit van bomen.
Aantasting door Perenzaagwesp (Hoplocampa brevis Klug, 1816)
De Perenzaagwesp is een schadelijk insect dat behoort tot de familie van de bladwespen.
De larven van Perenzaagwespen en overwinteren ondergronds in een cocon. De wespen komen in het voorjaar, na de verpopping, uit de grond en leggen hun eitjes op de grens van kelk en vruchtbeginsel. Nadat de larven uit het ei komen vreten ze zich door het vruchtvlees van de peer en hollen haar uit. De larven kruipen over de boom van vrucht naar vrucht en kunnen flinke schade aan de oogst toebrengen.
Rabdophaga rosaria (Loew, 1850)
De gewone wilgenroosjesgalmug veroorzaakt roosachtige gallen (wilgenroosjes) op twijgen van de Schietwilg (Salix alba).
Op deze pagina beschrijven we een gal die we in 2016 op een Conference peer (Pyrus communis ‘Conference’) aantroffen.
Er staan twee soorten galmuggen beschreven die in Nederland gallen op peer kunnen veroorzaken. Dit zijn:
de Perendikkopgalmug of Perengalmug (Contarinia pyrivora) en de Perenknopgalmug (Apiomyia bergenstammi). https://waarneming.nl/familie/view/372
Van de laatste soort hebben we tot nu toe slechts een summiere beschrijving maar geen foto’s of afbeeldingen kunnen vinden. Deze soort is nog niet eerder in Nederland waargenomen.
De onderstaande gal lijkt in ieder geval niet die van C. pyrivora te zijn.
De Aardappelgalwesp kent een sexuele -, en een asexuele generatie, De ongevleugelde asexuele generatie ontspringt in de winter uit gallen op de wortels van eiken en gaan op zoek naar een Eik om eieren in te leggen.
Deze generatie is voorzien van een legboor waarmee ze de twijgen tussen de nieuwe knoppen aanboren. Op deze punten ontstaan dan appelvormige gallen. Deze gallen schrompelen later in waardoor ze het uiterlijk van een oude aardappel krijgen.
In deze gallen ontwikkelt zich de gevleugelde, sexuele, zomergeneratie van mannelijke -, en vrouwelijke Aardappelgalwespen. Lees verder →