Een onderzoek naar een middel tegen honingzwam zou een onderzoek naar resistente soorten moeten inhouden. Wat hebben deze soorten mogelijk gemeen en waarom vertonen sommigen immuniteit tegen Armillaria spp.?
Naar rapportage van Greig en Strouts (1983) vertonen 3 boomsoorten volledige immuniteit voor aantasting door de Honingzwam (Armillaria spp.).
Deze 3 soorten zijn:
- Taxus baccata – Venijnboom
- Acer negundo – Vederesdoorn
- Juglans hindsii – Hinds’ zwarte walnoot
Van deze 3 soorten is alleen de Venijnboom in ons land inheems. Acer negundo is inheems op het Amerikaanse continent en wordt bij ons ten lande algemeen aangeplant in gemeentelijke beplantingen en tuinen en de uit het westen van de USA afkomstige Juglans hindsii kan mischien zeldzaam in Nederland worden aangetroffen. De hortus botanicus in Leiden meende jarenlang een Juglans hindsii in de collectie te hebben maar in 2012 werd aangetoond dat dit een Juglans nigra (Zwarte walnoot) was. Complete resistentie tegen Armillaria spp. is ook bericht m.b.t. de klimplanten Kamperfoelie (Lonicera periclymenum) en Klimop (Hedera helix). Beide zijn in ons land inheems. Ook grassen zijn immuun tegen Honingzwam.
Van alle 5 van deze houtige gewassen is bekend dat ze een min of meer potent vergif produceren en van 4 van de 5 is aangetoond dat ze allelopathische invloed uitoefenen op planten in de directe omgeving. Alleen bij Lonicera periclymenum zijn hiervoor tot nu toe (nog) geen bewijzen gevonden hoewel allelopathie wel bij andere soorten Lonicera wordt vermoed of is bewezen.
Allelopathie is het verschijnsel dat planten en schimmels stoffen in het milieu afscheiden die invloed uitoefenen op de flora in de nabije omgeving. Ze kunnen onder meer vaak remmend werken op de kieming -, en/of de ontwikkeling van planten en schimmels.
Of allelopathie een rol speelt bij ‘immuniteit’ tegen Honingzwam zal voorlopig nog wel even een open vraag blijven daar vergaande studies op dit terrein nog maar spaarzaam aanwezig zijn.
In het geval van de Taxus is de giftige substantie het alkaloide taxine (C35H47NO10). Het woord “toxine” schijnt ook afgeleid te zijn van de naam Taxus. Taxus. brevifolia is wel bevattelijk voor Armillaria osteyae en bevat van de verschillende soorten Taxus het minste taxine.
Hedera helix is o.m. giftig voor honden, katten en paarden door de aanwezigheid van z.g. Triterpenoide saponines (hederagenin). Ze veroorzaken braken, buikpijn, speekselvloed en diaree. Het blad is giftiger dan de bessen
De zwarte walnoot is een allelopathische boom. De boom bevat giftige chemicaliën die de ontwikkeling van andere plantensoorten negatief beinvloeden. Deze boom bevat juglon (C10H6O3), een allelopathische chinon (een organische verbinding) dat giftig is voor andere planten en hun groei remt. Juglon is sterk geconcentreerd in de toppen, het hout en in de wortels met lagere concentraties in de bladeren en in de stengels. Wanneer de juglon zich in de boom bevindt, heeft het de vorm van een glycoside, hydrojuglon, dat helder en niet giftig is. Wanneer het in contact komt met de lucht, wordt de hydrojuglon lichtbruin en vormt het het giftige juglon. Juglon wordt ofwel via de gevallen bladeren in de bodem getransporteerd of via de dode of levende wortels van de boom. Juglon verhoogt de pH-waarde van de aangrenzende grond wat gevolgen heeft voor nabijgelegen plantensoorten. Sommige soorten kunnen geen juglon verdragen en andere soorten kunnen dat wel. Jonge Zwarte Walnoot-zaailingen kunnen er niet tegen. Juglon kan ook nadelige effecten hebben op dieren. Paarden zijn bijzonder vatbaar voor deze chemische stof. Zaagsel van Zwarte Walnoot in de stal kan een paard erg ziek maken.
Zie ook: Echte honingzwam.